Tijdens mijn vijf weken durende verblijf op Lesbos dook ik diep in een realiteit doordrenkt met tegenstellingen. Een eiland dat ooit bekend stond als een idyllisch vakantieparadijs, draagt nu de last van het beruchte, overvolle vluchtelingenkamp Moria. Ondanks Turkije deal blijven zich wagen aan de gevaarlijke reis per rubberboot naar Lesbos. Als mediavrijwilliger documenteerde ik het verhaal van deze vluchtelingen.
Het idee van wie welk land is, gedefinieerd door denkbeeldige lijnen die via moderne GPS-apparatuur tot op de meter nauwkeurig af te lezen zijn, lijkt in mijn optiek een steeds meer fictief concept. Deze grenzen scheiden landen en naties, bepalen wie waar welkom is en wie niet, wie vriend is en wie vijand. Voor de mensen die naar Lesbos zijn gevlucht, geldt dat aan de verkeerde kant van de medaille zitten. Sommigen zitten daardoor al jaren vast op Lesbos, hopend op een verblijfsvergunning om door te kunnen gaan met hun leven.
Gedurende mijn tijd op Lesbos trachtte ik de complexiteit van de vluchtelingenkwestie te doorgronden. Als mediavrijwilliger wilde ik het verhaal van de vluchtelingen vastleggen. Ik wilde begrijpen wat het werkelijk betekent om alles achter te laten in een zoektocht naar een veiliger en beter bestaan. Wat dreef hen om een reis vol onzekerheid aan te gaan, zonder de garantie van een eindbestemming? Deze vragen moesten beantwoord worden, niet alleen voor mij, maar voor de wereld.
Maar, gedurende die vijf weken vond ik geen bevredigende antwoorden op mijn vragen. Integendeel, hoe langer ik in Moria verbleef, des te meer vragen rezen in mijn gedachten. Het begon me te dagen of mijn vragen überhaupt relevant waren. Zelden had ik mij eerder op een plek bevonden waar zoveel tegenstellingen heersten. Zelden had ik zo’n scherp contrast ervaren tussen die wereld en mijn eigen comfortabele realiteit. Het besef drong snel tot me door dat het wellicht naïef was om te denken dat deze mensen hun verhalen wilden delen of gefotografeerd wilden worden. Want, wat hadden zij eraan?
Mijn plan was om familieportretten te maken onder de werknaam ‘Groeten uit Lesbos’. Aangezien het kampreglement fotografie binnen Moria verbood, zocht ik naar een alternatief: fotograferen buiten het kamp, te midden van de olijfbomen. Ik wenste deze turbulente fase in hun leven vast te leggen, met de hoop dat het een transitie betekende naar betere tijden. Mijn intentie was om hen te volgen en over tien jaar terug te keren, om te zien hoe hun leven zich had ontvouwd. Waar zouden ze dan verblijven? Wat zouden ze doen? Zouden hun dromen werkelijkheid zijn geworden?
Ik besefte al snel dat het wellicht naïef was om te denken dat deze mensen hun verhalen wilden delen of gefotografeerd wilden worden. Want, wat hadden zij eraan?
De impact van de vluchtelingensituatie is onmiskenbaar voelbaar doorheen heel Lesbos. Bij eerste aanblik lijkt Mytilini, de hoofdstad, een gebruikelijk Grieks havenstadje, maar de veranderingen die zich de afgelopen vijf jaar hebben voltrokken, zijn duidelijk merkbaar. Overal in de stad zijn activistische graffiti te vinden met boodschappen als ‘Geen grenzen’, ‘Geen illegale mensen’, ‘Blauwe stempel voor iedereen’, ‘Fuck Frontex’. De haven wordt gedomineerd door grote grijze schepen van de grenspolitie, die dagelijks rubberen bootjes terugsturen die de oversteek van Turkije naar Lesbos wagen.
Vluchtelingen zijn alomtegenwoordig. Met een lokale bevolking van 30.000 mensen heeft Lesbos er zo’n 12.000 vluchtelingen bij gekregen, wat de eilandgemeenschap een nieuwe taal heeft gegeven. Zo’n 80% van deze vluchtelingen komt uit Afghanistan. Farsi, de taal die in Afghanistan gesproken wordt, hoor je daardoor regelmatig op straat. De stadsbussen zitten propvol met vluchtelingen van Moria naar Mytilini, op zoek naar afleiding of simpelweg om niet in het kamp te hoeven verblijven.
Toen ik voor het eerst in contact kwam met vluchtelingen, leek het verkrijgen van hun verhaal een eenvoudige taak. Ze waren bereid om te praten, maar zodra ik vroeg of ze hun verhaal wilden delen in de media, haakten ze af.
Uiteindelijk slaagde ik erin om een ontmoeting te regelen met een jongeman. Hij was 24 jaar oud en verbleef al drie jaar in het kamp. Ik zat daar in een koffiehuis, keurig met mijn notitieblokje, maar kreeg geen antwoord op mijn vragen. Drie keer spraken we af voor een vervolginterview, drie keer kwam hij niet opdagen, telkens met een ander excuus.
Na vier dagen slaagde ik er eindelijk in om een andere jongeman te ontmoeten. We belandden toevallig op hetzelfde moment en op dezelfde plek, wat ons de gelegenheid gaf om in alle rust te praten. Na onze eerste ontmoeting, waarbij we elkaars telefoonnummers uitwisselden, nodigde hij me in eerste instantie uit om ’s nachts met hem naar het strand te gaan voor een concert. Hij stelde ook voor om op een zaterdagavond te dansen in de plaatselijke club. Maar ik wees hem erop dat ons contact strikt zakelijk kon zijn en ik niets voor hem kon betekenen met betrekking tot een verblijfsvergunning.
We praatte maar liefst vier uur lang en hij stond erop om mij een biertje aan te bieden, ondanks dat hij geen cent te besteden had. Toen ons samenzijn op een gegeven moment op geen enkele manier meer leek op een interview, besloot ik dat het tijd was om naar huis te gaan. Ik liet een teleurgestelde jongeman achter, omdat hij via mij hoopte Lesbos te kunnen verlaten. De volgende dag vertelde hij me dat ik zijn verhaal niet mocht gebruiken voor publicatie, waarna hij elk contact verbrak.
Na talloze teleurstellingen besloot ik me op vrouwen te richten, om mogelijke avances te voorkomen. Maar ook dat liep op niets uit. Ik raakte ontmoedigd en overwoog zelfs voortijdig terug te keren naar huis.
Op een dag belandde ik bij een standbeeld in de haven van Mytilini, een replica van het vrijheidsbeeld van New York, ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Elke dag verzamelden daar vluchtelingen, voornamelijk minderjarige jongens. De bergen van Turkije, het land van waar ze met hun rubberbootje gekomen zijn, op slechts een paar kilometer afstand. Elke dag vertrekken hier boten naar het Griekse vasteland, een reis waar deze jongens alleen maar van kunnen dromen.
Deze symbolische plek greep mijn aandacht en in de laatste week van mijn verblijf op Lesbos kom ik hier dagelijks terug. Zelden is een contrast zo scherp voelbaar. Het lijkt bijna een vorm van zelfkwelling. Ze willen zo graag weg van dit eiland om hun leven elders voort te zetten. Maar telkens weer aanschouwen ze de vertrekkende boot, vol met mensen op het dek die afscheid nemen van hun geliefden op het eiland. Totdat de boot zo ver weg is dat slechts een stipje aan de horizon over is en het tijd wordt om terug te keren naar Moria.
Plotseling word ik omringd door vijftien mannen die allemaal even nieuwsgierig zijn en willen weten waarom ik daar ben. Ik moet toegeven dat hun aanwezigheid me intimideert. Met een kostbare camera om mijn nek voel ik me buitengewoon kwetsbaar, en met niets te verliezen kan ik me volledig voorstellen dat ze die van me zouden afpakken.
Het tegenovergestelde blijkt waar te zijn. Ze willen met me op de foto, met complete fotoshoots als resultaat. Voor hun Facebook en Instagram of om naar familie te sturen. Elke dag dat ik terugkom, voel ik me een beetje minder geïntimideerd nu de meeste jongens me kennen. Ze begroeten me, geven me een high five en nodigen me uit om met hen te gaan zwemmen. Ze spelen muziek en laten me YouTube-video’s zien van artiesten uit hun thuisland. Ik doe zelfs mee met spelletjes waarvan ik de regels niet begrijp. Hoewel we elkaar niet verbaal begrijpen, maakt dat niets uit.
Een 17-jarige Syrische jongen benadert me voor hulp. Hij verblijft in Section A van Moria, het gedeelte voor minderjarige jongens zonder ouders of verzorgers. Hij zit daar al twee jaar en het is nog onzeker of hij een verblijfsvergunning zal krijgen. Hij vraagt me om €700, zodat hij een smokkelaar kan betalen die hem naar Athene kan helpen via de veerboot. Een 18-jarige Afghaanse jongen, die een maand geleden met zijn moeder en jongere zusje in Moria is aangekomen, vertelt me dat zijn vriend de dag ervoor via een auto op de veerboot werd gesmokkeld.
Een andere jongen die ik ontmoet, werd drie jaar geleden teruggestuurd naar Afghanistan vanuit Zweden omdat zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken. Hij probeerde enkele maanden eerder via Lesbos terug te gaan naar Zweden, maar op de dag van aankomst werd hij van al zijn bezittingen beroofd. Hij verkiest de straat boven Moria en slaapt met vrienden ergens onder een brug. ‘Moria no good’, zegt hij. Dagelijks komt hij naar het standbeeld in de haven van Mytilini en ziet hij hoe de veerboot vertrekt naar het vasteland. Hij hoopt ooit zelf aan boord van die veerboot te zijn.
Plotseling dringt het tot me door waarom al deze vluchtelingen hier zijn. Ze komen niet uit zelfkwelling, maar uit hoop. Elke dag keren ze terug met de gedachte dat deze veerboot hen ooit zal wegleiden van dit vergeten eiland. Ze richten zich niet op het verleden, maar op de toekomst. Voor hen is Lesbos geen plaats om te herinneren.
Mijn tijd op Lesbos confronteerde me met een wereld vol tegenstellingen. Ik begon te twijfelen aan de morele juistheid van het vertellen van andermans ellende. Ik herdefinieerde de begrippen goed en kwaad, terwijl ik me schuldig voelde over mijn eigen vrijheid en bestaan, wetende dat anderen daar slechts van konden dromen. Ik ervaarde schuldgevoelens wanneer ik na een werkdag in het kamp nog een drankje deed met collega’s in de stad. En toen ik ’s nachts een duik nam in de zee, en de lucht roze en oranje kleurde terwijl de zon opkwam achter de bergen.
Na vijf weken vertrek ik met mijn felbegeerde Nederlandse paspoort met het vliegtuig terug naar huis. Een toekomst vol keuzes en mogelijkheden wacht op mij. Een toekomst die voor de meeste vluchtelingen op Lesbos niet lijkt weggelegd. Maar ondanks alles, is hoop hier nog niet verdwenen.
Groeten uit Lesbos