18 september, 2019

Moria is eigenlijk een klein dorp, vol leven en bedrijvigheid. Tijdens mijn bezoeken ontdek ik steeds weer nieuwe scenes—aan de ene kant staat een Afghaanse vrouw, bezig met het bakken van broden in haar zelfgemaakte oven van bakstenen boven een vuurtje in de grond. Ze dringt erop aan dat ik er een meeneem. Even verderop is er een koffiehuis, een improviserende minimarkt waar je voorverpakt eten en drinken kunt vinden, en een levendige groente- en fruitmarkt. Overal zijn mensen die snuisterijen en zelfgemaakte lekkernijen verkopen op kleurrijke kleedjes.

Een Griekse vrouw op het strand van Mytilini, Lesbos.

In het Afghaanse gedeelte vind je een herenkapper en terwijl je gehuld bent in een kapperskleed of een vuilniszak, kan je met een klein handspiegeltje zien hoe de kapper je haar in een hip nieuw kapsel transformeert. Aan de andere kant, in de Ghanese hoek, vlechten dames elkaars haar met extensions en lintjes. Verderop komen heerlijke geuren je tegemoet vanaf elektrische kookstelletjes, waar mensen druk aan het koken zijn. Honden en katten genieten van de restjes.

Achtergrondgeluiden variëren van gezang tot gitaarmuziek. Bij de ruimte waar zich de kraantjes bevinden doen vrouwen gezamenlijk de was, terwijl anderen zorgen voor hun moestuintjes, waar tomaten, aubergines, courgettes en meer groeien.

Vanwege mijn Stichting Bootvluchteling-uniform word ik door velen herkend en begroet. Ik ben inmiddels een bekend gezicht geworden, en kinderen rennen naar me toe om me te knuffelen.

Een jongen die ik eerder in de kliniek had gezien, zoekt me op. Hij had een roestige spijker in zijn voet en kwam vlak voor sluitingstijd binnen. Helaas was er geen ontsmettingsmiddel meer beschikbaar. Er werd een noodverband aangelegd en de jongen werd gevraagd de volgende dag terug te komen. Hij vraagt me of er alweer betadine is, omdat lopen erg moeilijk voor hem is en de kliniek te ver weg om het zelf te vragen. Gelukkig kan ik na een kort telefoontje de jongen doorverwijzen. Als dank biedt hij me meteen een koud blikje cola aan, als teken van zijn dankbaarheid.

Lesbos is een prachtig eiland. Het ligt op steenworp afstand van Turkije, het land waarvandaan de oversteek is gemaakt.

De jongen en zijn vrienden verblijven in een isobox met vier stapelbedden, fatsoenlijke matrassen, een minikeukentje, een koelkast en zelfs een magnetron. Elke dag kookt iemand anders. Ze slaan de voedselrij voorbij, omdat dat voor hen geen echt eten is. Dat is geen eten, volgens de jongens. 

Niet iedereen heeft zoveel geluk als deze jongens. Het is niet veel dat ze hebben, maar ze hebben in ieder geval een bed om in te slapen. Driekwart van Moria slaapt nog steeds in tenten, vaak met twintig personen in één tent zonder privacy. Om van bedjes maar te spreken. 

Hoewel het kamp tijdens mijn bezoeken vredig lijkt, is de realiteit anders. Het doet je bijna vergeten waarom deze mensen gevlucht zijn. Achter de schijnbare rust gaat diepe angst schuil. De dreiging van gevechten en steekpartijen hangt altijd in de lucht. Vrouwen blijven in hun tenten uit angst voor verkrachting. Vrouwen dragen luiers omdat ze bang zijn om ’s nachts naar het toilet te gaan. Ook ’s nachts sluipen dieven rond. Zorgen over voedseltekorten en de achtergelaten familie achtervolgen hen. Littekens, zowel fysiek als mentaal, zijn een deel van hun leven. De kinderen lijden aan suïcidale gedachten. Hun toekomst lijkt hopeloos.

Er moet nog veel verbeterd worden in Moria. Als vrijwilliger is het hartverwarmend te merken dat onze hulp opgemerkt en gewaardeerd wordt.

Laat een bericht achter