Mijn vlucht van Cartagena naar Rio de Janeiro vertrekt om 13.15. Gezien ik eerst een nationale vlucht doe naar Cali hoef ik maar een uur van tevoren op het vliegveld te zijn. Ik vraag de receptioniste van mijn hostel hoe lang het duurt om met een taxi bij het vliegveld te komen.
’15 minuten’, zegt ze.
‘Is het beter een taxi te bellen in verband met veiligheid of kan ik een taxi aanhouden op straat?’, vraag ik.

‘Ik breng je wel!’, zegt de man die tegen de balie aanleunt’. Gezien de lichaamshouding van de man is hij duidelijk geïnteresseerd in de receptioniste, maar is dit zeker niet wederzijds.
Hij blijkt naast wannabe lover miss receptioniste ook taxichauffeur te zijn. En alhoewel hij druk bezig is de dame aan de andere kant van de balie het hof te maken, kan hij zowaar de tijd vinden mij naar het vliegveld te brengen.
Meneer de taxichauffeur pakt mijn backpack en legt deze in de achterbak. Ik loop naar de passagierskant van de auto, maar er wordt eerst nog wat rommel van de stoel naar achter gegooid voordat ik kan zitten.

Bedelende man bij de ingang van een kerk

‘Waar kom je vandaan?, vraagt ie.
‘Nederland’
‘Ah daar hebben ze veel wiet hè?’
‘Uh, ja.. Ik denk het?’
‘Rook je zelf wiet?, vraagt ie.
‘Nee niet echt, vroeger wel eens gedaan.’
‘Ik wel, kijk maar’.
Al rijdend haalt hij voorover leunend een zakje met wiet tevoorschijn uit het dashboardkastje.
‘Ik rook elke dag, zoveel als ik maar kan’, zegt hij lachend.
Hij zet de radio aan en zoekt naar een specifiek nummer en zet het volume op honderd.
‘Heb je in Colombia gerookt? Wil je?’
Ik vind het en beetje een raar idee om zo vlak voor het vliegen te gaan zitten blowen, maar al snel verander ik van gedachte en is mijn grootste zorg of ik niet naar wiet ga stinken bij de incheckbalie. Ik stem in.
‘Hier… draai er maar eentje’, zegt ie.

‘Waar kom je vandaan?, vraagt ie.
‘Nederland’
‘Ah daar hebben ze veel wiet hè?’

Hij geeft me het zakje wiet en wat vloei en ik begin heel stoer met het draaien van een joint, maar faal hierbij natuurlijk gigantisch.
‘Kom maar, ik doe het wel’, en hij neemt het al rijdend van me over.
Al rijdend draait ie z’n jointje.
‘Heb je een aansteker?’, vraagt ie.
‘Nee man, heb ik niet’.

Muurschildering in Cartagena

Tot 3 keer toe slaagt ie er niet in iemand aan te houden op straat die een aansteker heeft, tot grote hinder van de restvan het verkeer. Wanneer we een man tegenkomen die op het kruispunt koffie verkoopt, heeft ie eindelijk beet.
Nog geen honderd meter verder worden we aangehouden door een agent. Het blijkt een vriend van hem te zijn. Snel verstopt ie zijn jointje. Ze wisselen wat woorden wat niet heel veel meer inhoud heeft dan ‘Hoi hoe gaat het, alles goed? Ja, met jou?’
‘Oef, dat ging maar net goed!’, zegt ie. En hij paast me het jointje door.
Nog altijd komt er snoeiharde hiphop uit de speakers. Nog steeds hetzelfde nummer, al drie keer op repeat.
‘Dit is Brian Myers met Ella y Yo’, zegt ie. Het enige wat ik kan verstaan in het gerap is het woordje ‘wiet’, wat meerdere keren in het refrein wordt herhaald.

Zowel het jointje als de rit komt aan zijn einde wanneer we aankomen bij het vliegveld.
Hij stapt uit en haalt mijn backpack weer tevoorschijn uit de achterbak.
‘Dat is dan 20 pesos’, zegt ie. ‘En nog een bijdrage voor de wiet alsjeblieft’.
Die zag ik even niet aankomen.
‘Hoeveel wil je hebben voor de wiet?’, vraag ik.
‘Tientje.’
‘Tien pesos?! Dat is duur voor een paar hijsjes van een joint!’
‘Nee nee.., wiet is hier heel duur.’
Verbolgen over het feit dat hij me überhaupt wil laten betalen voor twee hijsjes van een joint en dat ie me probeert wijs te maken dat wiet hier duur is, doe ik een poging wat van prijs af te krijgen. Maar tevergeefs. Ik heb helaas niet gepast.
Het blijft Zuid-Amerika. Maar toch… ik ga Colombia missen.

 

 

 

Laat een bericht achter