De volgende dag is het mijn beurt samen met mijn roomies de woestijn in te gaan met de buggy. En ook wij kregen bij terugkomst van het hostel onze welverdiende Pisco Sour toe.
‘Sorry als je je pijn heb gedaan’, zegt Carlos en hij pakt de verbanddoos achter de receptie. Ik had een schaafwondje gekregen op mijn buik na het sandboarden. Carlos doet wat jodium op een wattenschijfje, lift mijn shirtje iets omhoog, en maakt mijn wond schoon.
‘Vanavond komt mijn familie langs uit Lima. Er komen te veel mensen om voor te koken dus we gaan naar een restaurant om wat te eten, ga je mee?’ 
Ik fris me op en maak me klaar.

Bob Marley trekt de doos met versiertrucs open door met een schijnbeweging met zijn hand boven zijn hoofd een rechte lijn naar de mijne te trekken om zogenaamd te meten of we daadwerkelijk even lang zijn…

Zoals ik in Nederland gewend ben dat iedereen in restaurants zijn eten tegelijk geserveerd krijgt, zijn ze dat in Peru duidelijk niet. Als mijn kamergenoten al lang gegeten hebben en terug zijn naar het hostel om hun tas te pakken voor de bus voor morgenvroeg, moet ik mijn eten zelfs nog krijgen.

Kinderen met sandboard bij de oase van Huacachina
Kinderen met sandboard bij de oase van Huacachina

‘Hier, je mag wel wat van mij hebben’, zei Carlos, en hij snijdt een stukje van zijn vis af en legt het op mijn bord. Carlos is naast mij gaan zitten, gezien iedereen van het hostel al is vertrokken en zijn familie enkel Spaans met elkaar spreken.
De stroom valt uit. Collectief pakt iedereen zijn mobiel en doet de zaklamp aan, waardoor er eindelijk wat sfeer ontstaat in het eerder door tl-buizen verlichte restaurant.
‘Kom, we gaan even naar buiten’. Door het almaar meer rumoerige gekakel van de familie als gevolg van de oneindig vloeiende toestroom aan alcohol en nu ook de airco het niet meer doet, is frisse lucht meer dan welkom.
Carlos biedt me een sigaret aan. Ik rook niet, maar voor de gelegenheid neem ik hem toch aan.
‘Dit is het beste bier van Peru, wil je ook?’, zegt Carlos en rijkt me het flesje aan. Ik bekijk het flesje aandachtig.
‘Jullie zetten zelfs de Machu Picchu op een bierflesje!’, zeg ik lachend en ga tegen de railing van de boulevard staan.
Carlos gaat recht tegenover me staan en zijn grote bruine kijkers staren in de mijne.
‘Je bent best lang’, zegt Carlos. ‘Het zolang als ik’. De reïncarnatie van Bob Marley trekt de doos met versiertrucs open door met een schijnbeweging met zijn hand boven zijn hoofd een rechte lijn naar de mijne te trekken om zogenaamd te meten of we daadwerkelijk even lang zijn, maar laat zich tegelijkertijd naar voren vallen waardoor zijn mond op de mijne komt. We lachen beide om het moment. De lichten gaan weer aan. Wanneer we terug naar binnen gaan staat eindelijk mijn bord op tafel. Nu hoeft het niet meer.

Als we teruggaan naar het hostel stelt Carlos voor nog één drankje te doen. Zelfs de kleinste kinderen gaan nog niet naar bed. Oke, nog één drankje dan. Ik merk dat ik aardig wat alcohol achter mijn kiezen heb en véél te weinig gegeten. ‘Wil je coke?, vraagt Carlos. Ik doe alsof het de normaalste vraag van de wereld is, maar bedenk me tegelijkertijd dat dit het land is waar Joran van der Sloot gevangen is en dat het geen pretje is om hier in de bak terecht te komen. ‘Sorry ik ga naar bed, ik vertrek morgen vroeg naar Nazca,’ zeg ik stoïcijns.
‘Nog één drankje’! smeekt Carlos. ‘Morgen gaan we naar de wijnvelden om wijn te proeven, ga mee!’
Ik werp nog een blik op de spelende kinderen en hun ouders die naar mijn verbazing nóg luidruchtiger zijn geworden en inmiddels de drankvoorraad uit de kasten hadden getrokken en op tafel hadden gezet, met nog genoeg ruimte over latend om de lijntjes coke op te kunnen leggen. 

Zonsondergang in de woestijn bij Hacachina
Zonsondergang in de woestijn bij Hacachina

Ik strompel naar boven naar mijn dorm, plof neer in bed en val direct in slaap. Even later word ik wakker van iets dat me doet denken aan mijn kat die over me heen loopt, maar realiseer me al snel dat ik niet thuis ben. Ik draai me om en zie dat het Carlos is en hij buigt over me heen. Zijn adem ruikt naar alcohol. Zo verward als ik ben en flabbergasted gelijkertijd is het enige wat ik uit kraam: ‘Ga weg! Ga naar je eigen bed!’, op een manier waarbij ik mijn stem verhef, maar zacht genoeg niet mijn kamergenoten wakker te maken. Carlos is vastberaden bij mij in bed te liggen en mompelde dat alle bedden bezet waren voor familie. Ik probeer hem van me af te duwen, maar heb de kracht niet hem uit bed te werken. Ondertussen zit Carlos al helemaal klaar in adamskostuum met zijn tampeloeres fier omhoog voor de daad mij te penetreren.

Nog steeds aan het tollen van de alcohol, twijfelend of ik dit niet gewoon aan het dromen ben, spring ik op. Ik kijk om me heen. Iedereen lijkt in dromenland gezien het gesnurk. Ik bedenk me welke opties ik heb. 1. Ik schreeuw moord en brand, ik word aangerand en het hele hostel wordt wakker. 2. Ik ga op de bank beneden slapen, maar zal er zonder kussen of deken geen oog dicht doen.

Carlos heeft inmiddels gezien dat zijn kans bekeken is en draait zich om. Ik ga er voorzichtig naast liggen en probeer met een oog open een poging te doen wat uit te rusten.
Wanneer ik onverhoopt toch in slaap gevallen blijk te zijn en wakker word van mijn alarm is Carlos verdwenen. Opschieten voor de bus naar Nazca. Ik fris me op, pak mijn spullen en ren naar beneden om te vragen naar de vertrektijden. Daar staat Carlos. Hij had mijn ticket al geregeld. Hij vertrekt geen spier.
‘Je kan je ticket afrekenen bij mijn collega. Ik vertrek naar de wijnvelden’.

Heb je deel 1 van dit verhaal gemist? Kijk dan hier.

Laat een bericht achter